Sloten bestaan uit verschillende onderdelen die samenwerken om als één sluitmechanisme te fungeren. Een van die onderdelen is de zogenaamde ‘schoot’. Deze is in te delen in twee varianten de ‘dagschoot’ en de ‘nachtschoot’. Schoten zijn het karakteristieke deel dat voor de daadwerkelijke afsluiting van een deur zorgt. Het is het uitschuivende deel dat uit het slot tevoorschijn komt wanneer een deurklink in rust is of wanneer een sleutel in het slot omgedraaid wordt om een deur of luik te sluiten. Wanneer een schoot zich in de sluitplaat of sluitkom van bijvoorbeeld een deurpost bevindt is het sluitwerk gesloten.
De vorm kan per slot verschillen. Zo zijn er rechthoekige en cilindervormige schoten die men tegenkomt als nachtschoten, maar er zijn ook schuinafgesneden schoten die men terugziet als dagschoten. Sommige deuren zijn voorzien van beiden schoten zoals sloten met een ‘dagschoothevel’. Voordeuren en achterdeuren zijn hier een voorbeeld van.
De dagschoot
De dagschoot is het beweegbare deel van een sluitmechanisme dat bediend kan worden met een deurkruk. Gewoonlijk steekt de dagschoot uit de slotkast in rust. Wanneer de klink van een deur omlaag wordt getrokken trekt de schoot zich terug naar binnen. De sluitkom in de deurpost kan de teruggetrokken dagschoot nu niet meer belemmeren. En zodoende kan de deur geopend worden.
Meestal zijn dagschoten voorzien van een schuinafgesneden kant en interne vering. Door de veer kan de schoot tijdens rust ingedrukt worden zonder gebruik te maken van de deurkruk. Doordat de schuinafgesneden kant altijd naar de deurpost gericht is en doordat dagschoten zijn voorzien van vering kan men dergelijke deuren achter zich dichttrekken zonder dat de deurklink omlaag gehaald hoeft te worden.
Sloten die slechts beschikking over één dagschoot bevinden zich vaak binnenshuis en sluiten kamers af die enkel gesloten hoeven te worden tegen de tocht. Dergelijke sloten noemt men ook wel dagsloten, loopsloten of kamerdeursloten.
De nachtschoot
Een nachtschoot wordt gebruikt om ongewenste personen uit een ruimte te weren. Vaak is hiervoor een sleutel voor nodig, maar dat is niet altijd het geval. Toiletdeuren zijn een voorbeeld van sluitwerk waar geen sleutel voor nodig is. De dagschoten die toiletdeuren op slot houden kan men van binnenuit bedienen met draaiknoppen.
Een ander voorbeeld waarin zich slechts een nachtschoot bevindt die met een sleutel te bedienen is is bijvoorbeeld een kastdeur. Wanneer de sleutel omgedraaid wordt draait de nachtschoot mee en zorgt ervoor dat de kastdeur gesloten of geopend wordt. Achterdeuren en voordeuren beschikken ook over een nachtschoot die met een sleutel geopend en gesloten kunnen worden. In de meeste gevallen is er echter sprake van een combinatie van een dagschoot en een nachtschoot die combinatie noemt men ook wel een dagschoothevel.
De dagschoothevel
De dagschoothevel is een type sluitwerk waarin zowel een dagschoot als een nachtschoot is verwerkt. Zo kan men bijvoorbeeld de dagschoothevel in een voordeur op twee manieren gebruiken. Men kan van buiten de deur openen door een sleutel in het slot om te draaien. Zowel de nachtschoot als de dagschoot openen zich waarna men het huis kan betreden.
Omgekeerd werkt het net iets anders. Aan de binnenkant bevindt zich naast een sleutelgat ook een hendel waarmee men alleen de dagschoot open kan trekken. Zo hoeft men niet iedere keer een sleutel te gebruiken om de voordeur van binnenuit open te doen.
Een nadeel is wel dat wanneer men de nachtschoot ’s avonds vergeet dicht te draaien met de huissleutel uw woning vatbaar is voor ‘flipperen’. Dit is een inbraakmethode die misbruik maakt van het schuine deel van de dagschoot. Door een plastic kaartje of ander smal en plat voorwerp tussen de deur en deurpost in te steken kan men de deur alsnog van buiten zonder sleutel openen. Hiervoor zijn echter sluitmechanismen ontworpen die een extra dagschoot in zich hebben. Wanneer de extra dagschoot middels het flipperen wordt geopend kan de andere juist niet geopend worden blijft de voor- of achterdeur gesloten.